Zwelgen in twijfel
Hij noemt zich een architect in buitenruimte. De slak symboliseert zijn werk. Luc Engelhard over mensen, natuur, architectuur en kunst. ‘Ik ben absoluut een idealist.’
Wonen en werken in de schilderachtige weilanden van Kockengen. Een oase van rust tussen Utrecht en Amsterdam. In de grote tuin achter zijn woning en zijn kantoor experimenteert Luc Engelhard met planten, bomen en vormen. Nu en dan lijkt hij meer filosoof dan tuinontwerper of landschapsarchitect. De foto op zijn website – met een slak op zijn hoofd – spreekt boekdelen.
De slak heeft een woning waarin ze zich thuis voelt een huis van een ongeëvenaarde architectuur onlosmakelijk verbonden met de bewoner
Boeren
Als ‘architect in buitenruimte’ opereert Luc Engelhard op het snijvlak van natuur, architectuur en kunst. ‘Eigenlijk ben ik helemaal niks. Ik ben volledig autodidact. Ik heb wel een groenopleiding gevolgd omdat ik boer wilde worden.
Ik kwam vaak bij een boer in de buurt. Ik kende geen vogels en geen bomen, maar ik had een hele sterke liefde voor de natuur. Ik keek alleen maar en ik beleefde het. Ik was altijd bezig met beestjes in het water of observeerde vogels die druk waren met hun nest. Ik hield van koeien, van de geuren, het hooien van gras. Thuis deden ze min of meer lacherig over boeren, maar ze hadden wel veel affiniteit met kunst, filosofie en architectuur.’
‘Ik heb nooit voor een baas gewerkt. Ik was niet recalcitrant, maar ik dacht vaak wel: jongens dat kan toch anders. Ook niet werken voor het geld, maar werken voor iets moois.
Ik ben absoluut een idealist. Toen mijn bedrijf groeide, ging het ook helemaal mis met het personeel. Een manager houdt zich keurig aan zijn begroting, maar het is voor mij onmogelijk dat de financiën sturend worden. Ik heb alleen het gevoel dat ik scoor als er een tuin ontstaat die voelbaar bij die mensen past op die plek. Andere bekende tuinontwerpers kiezen vaak voor een herkenbare stijl, terwijl ik moeilijk te vangen ben. Ik laat het ontwerp ontstaan door de plek en door de mens. De mens gaat bij mij heel sterk naar binnen. Ik stel allerlei vragen: waar ga je op vakantie, houd je van theater, is het dan opera of een musical van Joop van den Ende. Mijn vraag is niet: wil je een vijver of hoe groot moet het terras zijn. Dat voel ik zelf wel aan.’
‘Ik heb dit vak geleerd door een enorme interesse en leergierigheid. Ik heb na school veel boeken gelezen. Ik ben bewust niet naar bekende gebouwen en tuinen gaan kijken om inspiratie te doen. Veer leerlingen willen graag naar grote steden toe, om alles te bekijken. Ik heb me zelf natuurlijk in het begin ook aan kopiëren bezondigd. Dat zijn vaak puzzelstukjes die je probeert op de goede plek te leggen. Later kom je er dan achter dat dat niet werkt. Het moet meer vanuit jezelf komen. Ik denk ook dat dat de boodschap van een ontwerper moet zijn. Dat het helemaal uit zichzelf moet komen en dat een goede ontwerper de all-over knowhow moet hebben van materialen, mensen, harmonie en dosering. Ik haal mijn inspiratie uit mensen.
Jij bent iemand en jij neemt heel veel kennis mee. Jij hebt ook een aura om je heen. Jij geeft mij iets af en daarmee kan ik aan de slag. Dat geeft mij inspiratie. Mensen zijn ontzettend boeiend, maar een brok steen ook. Het verouderingsproces van zo’n steen intrigeert mij enorm.’
Drama
‘Ik ontwerp tuinen voor particulieren en bedrijven. Van de overheid begin ik helemaal afscheid te nemen. Dat kan bijna niet meer. Vroeger kon je bij de overheid een team treffen dat een discipline omarmde en daarmee samen verder ging. Nu heerst er bij de overheid angst. Je bent een bedreiging. Ambtenaren zijn over het algemeen geen teamspelers meer. Enige tijd geleden heb ik er zelf een punt achtergezet. Er schoven dertien mensen aan en die hadden het al over hondenpoep terwijl het concept nog niet eens gereed was. Het was drama, drama, drama. Ik adviseer nu nog wel eens projectontwikkelaars.
Ik laat ze lekker hun ding doen. Ik ga één keer mee naar zo’n gemeente, maar verder bemoei ik me er niet mee.
Eerlijk gezegd, haal ik er geen inspiratie uit. Terwijl dat toch uiteindelijk de ideale situatie is; opdrachtgever en ontwerper brengen elkaar tot grotere hoogten’
‘Waar ik wel mijn inspiratie uit haal? Uit een documentaire van de architect Louis Kahn bijvoorbeeld. Een architect die helemaal vanuit een opdracht naar de mens toe ontworpen heeft. Maar ook de architect Le Corbusier, die door zijn opleiding in de Zwitserse bergen eigenlijk helemaal dacht vanuit de natuur. Daarover lezen is veel mooier dan alleen maar zijn gebouwen zien. Het is natuurlijk prachtig als je die ontmoeting hebt, het is nog mooier als dat toevallig gebeurt en dat je dan ineens dat verhaal bij jezelf terugspoelt. Dat is ook inspiratie. Dat heb ik ook hier in mijn tuin. Met de texturen van de grassen, het blijvend experimenteren met hard en zacht, met grillig, ruw en glad. Dat biedt zo ontzettend veel. Wij bedenken met zijn allen heel veel architectuur, maar alles is terug te vinden in de natuur. De natuur is helemaal compleet.’
Dynamiek
‘Als een klant een Japanse tuin wil, dan is het mijn taak als architect om samen met de opdrachtgever een ontwerp te maken met een knipoog naar de Japanse tuin. Met een atmosfeer en ingrediënten waardoor je dat gevoel wel ervaart. Je voorkomt dan een kitscherige lay-out, maar definieert wel de kwaliteiten van zo’n identiteit. Een tuin moet decennia mee kunnen en moet de kracht hebben om zichzelf te ontwikkelen. De elementen moeten mooi verouderen. Er moet een match zijn tussen harde materialen en groen, die voortdurend verandert. Een uiterlijke dynamiek. Ik probeer het landschap naar het huis te halen. Een klant of project zit zo in mij, dat mensen figuurlijk over mijn schouder heenkijken. Achter de tekentafel zwelg ik in twijfel tot er een eureka komt.
Eigenlijk zwelg ik voortdurend in twijfel. Dat is ook goed.
Iemand in ons vak of in de kunst of de muziek is opgedroogd op het moment dat hij denkt dat hij weet hoe het zit.’