gras

Uitgedroogde grasstengels de winter trotserend, die zelfs uitblonken als de zon de ijskristallen in hun aren aanraakte.  Types als het Pijpenstrootje (Molinia)  elegant buigend  en de 70 cm hoge bloei-aren van het Struisriet (Calamagrostis) blijvend kaarsrecht in vorst en sneeuw, regen en wind.

En nu dan de afgeknipte grassen. Een heel leger van egels, ragebollen, stekelvarkens, haar als van een Punker, strak gerangschikt zij aan zij klaar liggend om uit de grond te schieten. De grassen komen nu langzaam weer tot leven en de velden, groepjes en solitairen groeien uit en nemen hun ingetogen plek in binnen de plantencombinaties. Siergrassen eisen niet de aandacht voor zich op maar geven een podium aan de planten, de objecten er omheen of erin. Iedere groene creatief werkt graag met grassen, hun diversiteit is zo groot dat een kakofonie van planten in evenwicht kan komen door ze verstrooid of in groepen toe te passen. De liefde voor gras zit diep in ons. Ieder beleeft een meer intens moment als het lichtgroene grasvlak onderbroken wordt door de schaduw van het bos. Ieder ervaart de schoonheid van de ven aan de luwe kant van de duinen  omzoomd door het stijve, harde gras wat als een deken om dit water ligt en ieder van ons krijgt een bijzonder contact met de grond als je op je blote voeten op de groenharige mat loopt.

Het begrijpen en zien van de uitzonderlijke kwaliteit van (sier)grassen hebben we te danken aan Piet Oudolf, een talent die kenner en niet-kenner heeft laten zien wat een eigenheid deze groep planten heeft. Bewust of onbewust ervaar je als passant de schoonheid van deze veelzijdige vitrages die combinaties van verschillende planten aan elkaar verbindt en benadrukt.

Een waar kunstenaar die iedere vakgenoot inspireert door van zijn know how mee te laten snoepen en van zijn weten welke  soorten wáár en hoe zijn toe te passen.

Voorbeelden te over; in een stad als Rotterdam in het openbaar groen, in een vlindertuin in Utrecht, maar ook de high-line in New York, etc.   Oudolf begrijpt de architectuur van de ruimte en de gebouwen en brengt de verbinding tot stand door de wijze van toepassing van zijn beplanting, waarbij grassen een grote rol spelen om te emulgeren in te sterk aangezette plantcombinaties, om als snufje zout gebruikt te worden waar de bladcombinaties te zwaar op elkaar leunen of juist een veld in rust op de juiste plek toe te passen waar solitairen als uienbollen, vingerhoedskruid, zonnehoed een bescheiden rol spelen.  Oudolf snapt hoe grassen toe te passen maar vooral, hij kent de planten met al hun eigenschappen en past die zodanig toe zodat alle seizoenen zichtbaar zijn en de combinaties 12 maanden  boeiend zijn.

Mien Ruijs was na de oorlog van ‘40/’45 de tuinarchitecte die niet alleen de architectuur van de open ruimte beheerste maar dit ook nog eens versterkte met een unieke plantenkeuze. Min of meer zette zij de trend dat vaste planten ook een hoofdbestanddeel in je beplantingsplan kunnen zijn. Piet zag de schoonheid van de borders maar miste iets, het oogde wat stijf, ontbeerde een natuurlijke invloed. Hierin was hij niet de enige ook andere kwekers/ plantenontwerpers als Henk Gerritsen, Ton ter Linden en Rob Leopold waren op zoek naar meer natuurlijker plantencombinaties. Meerdere van hen zagen die unieke, veelzijdige uitstraling van de siergrassen en bij Piet viel het kwartje dat dit het type plant was die in vele situaties succesvol gebruikt kon worden. Hij paste het op eigen wijze toe in zijn eenvoudig lijkende beplantingsplannen en zag dat het goed was. De beplantingsplannen zijn en waren veel uitgebreider dan alleen siergrassen en daarin laat en liet hij meesterlijke combinaties zien.  De bij uitstek tuin-liefhebbende engelsen noemden zijn vernieuwende stijl de ‘Dutch Wave’, wat veel zeggend is…

In de architectuur van begin vorige eeuw was het le Corbusier die als eerste gebouwen bedacht met vrije sculpturale vormen, een geheel nieuwe identiteit, een stroming die zeer veel navolging door vakgenoten heeft gekregen en nog! Oudolf heeft als eerste plantgemeenschappen en combinaties toegepast die terecht gezien worden als ultiem vernieuwend en van grote waarde zijn voor de tuin- en landschapsarchitectuur én de architectuur, ook hij krijgt zeer veel navolging van vakgenoten en niet onverdienstelijke ‘amateurs’. De bouwstenen van Oudolf zijn ruimte en gebouwen, bomen en struiken, vaste planten en éénjarigen, bollen en knollen. Deze componist schrijft zijn stuk en de spelers krijgen veel ruimte om hun schoonheid te tonen, zichzelf te blijven.

Een aantal keren per jaar ontmoeten we elkaar. Zijn kunst imiteer ik niet maar ik deel graag en mede door het generatieverschil is er van mijn kant terecht wat behoudends, ik luister naar de grote meester. Waar ik blij mee ben is dat Piet mij altijd uitnodigt voor de verschillende prijsuitreikingen, deze zijn origineel, boeiend en inspirerend. In November 2014 in Muziekgebouw aan het IJ was de uitreiking van de Prins Bernhardcultuurfonds-prijs. Dit was een college voor alle kunsten. Iedere creatief pakte uit met zijn/ haar ingrediénten; ritmen, herhalingen, zwaar, licht, slepend, uitbundig, verstild in een eigen balans, een balans die zoet was maar soms ook tegendraads of brutaal.

Het voelde als een warm bad, de vertaling van Piet ’s creaties door de relaties van planten in hun combinaties zichtbaar te maken met muziek, dans, schilderen, boetseren, beeldhouwen en taal. Zo was daar de compositie Watermusic van Hándel terwijl prachtige plantcombinaties op hele grote schermen voorbij trokken. De plantengroepen transformeerde in klanken en vice versa. Balletdansers die in soepele bewegingen vanachter opwaaiende lakens tevoorschijn kwamen, en een driftige rapgroep die met hun streetdance overlappend daarna optrad en hiermee weer heel andere plantkarakteristieken uitbeeldde.

Wijlen taalkunstenaar Joost Zwagerman vertelde van het boek ‘Dialogue with nature’ van schilder Paul Klee (1879-1940) en vergeleek de emotie en vertaling van natuur door Klee met de werkwijze en verbindingen die Oudolf maakt.

Naast Oudolf waren er nog enkele groten in de tuin- en landschapsarchitectuur; Lancelot (Capability) Brown met zijn Engelse landschapstuinen voor adellijke families, Gaston Lejeune met de Engelse Cottagestijl en het meest bekend uit de historie is de bedenker van de baroktuin in Versailles voor Louis XIV; André le Notre.  Zij bedachten megaprojecten en borduurden voort op bouwstenen die al voorhanden waren. Piet bedacht een nieuw concept, wat zelfs in het kleinste tuintje past, de veelzijdigheid van siergras. Het kan zo verkeren… Wie in de jaren  70 van de vorige eeuw zou hebben beweert dat we in de 21e eeuw een gras in een terras-pot sierwaarde zouden gaan toekennen, was voor gek verklaard…

luc engelhard